Dat was niets meer dan een even-wuiven
van kleine handjes, zo blank als duiven,
in ‘t avondver:
niets meer dan plotseling, het opgeflonker
van eêlgesteente, in het wordend donker
gelijk een ster;
niets meer dan ‘t kraken van kleine voeten
op ‘t wegegrint, en, om mij te groeten
een licht gegil… -
En toch voldoende, om hoe vele dagen,…
Dat was niets meer dan een even-wuiven
van kleine handjes, zo blank als duiven,
in ’t avondver;
niets meer dan, plotseling, het opgeflonker
van eêlgesteente in het wordend donker
gelijk een ster;
niets meer dan ’t kraken van kleine voeten
op ’t weggegrint en, om mij te groeten,
een licht gegil… –
En tóch voldoende om, hoe vele dagen,…