‘Naar buiten gauw, om bloemen in te gâren,
Naar buiten!... hoor de winden somber jagen.
't Is winter, ach! waar zijt gij heengevaren,
Of frisse geuren, schone zonnedagen?
De min verjongt mijn hart; ik, arme dromer,
'k Meende t'allen kant de jeugd te vinden,
En juichte: hé, naar buiten, lief! 't is zomer
En alle mensen zijn mijn goede…
O bloemeken van mijn eenzaam leven,
mijn liefde, mijn lust, mijn vreugd!
Een andre geniet nu uw geuren en kleuren
en doet zich deugd aan uw jeugd.
Dan bersten de donkere erinringen open
als hagelwolken, op mij;
dan loop ik zo haastig mooglijk schuilen
in de herberg daar naastbij.…
Wanneer de moeder van het licht weer licht,
En voor haar goud de zwarte mist doet wijken,
Dan laat ze er stralen langs de bloemen strijken,
En dankbaar doet elk bloemeke zijn plicht.
Zodra de bloem de lieve zon ziet prijken,
Dan wolkt ze wierook op in wolken dicht,
En geurenmoeder wordt het moederlicht...…
O wondre juweeltjes, o troosterkens mijn,
Geen bloemeke bloeit er met kunstiger lijn!
En zijt gij zó simpel,... toch blijft ge voor mij
De perelkens van de hei.…
't Is de wordende Gedachte:
Welk een krachte
't Bloemeke uit de zwachtlen baart.
't Is de wens: dat zij 't mocht speuren
Waar de kleuren
Kiemden in de kleurloze aard.…
't was echter in de wind gesproken:
Eens had ik u gezien, vriendin,
En 't frisse bloemeke der min
Was in mijn hart opeens ontloken!
Ik mocht ten outer u geleiden...
De spaarpot schudde vader om.
Dit nette huiske werd ons beiden
Ten zoete liefdeheiligdom.
Wat sleten wij genoeglijke uren
Hier hand in hand en hart aan hart!…