Hoe ik roer in koud zweet
en weet
dat ik geen druppels weg veeg
als mijn hoofd hangt
ik buig
beschrijf het witte vel
dat dagen wacht
op onvoltooide woorden
buitenzinnen lees ik
wat er staat ...…
de nacht staat in donkere stippels
te staren in het niets
tot je lach mijn haren kust
waardoor de zin plots
door mijn lichaam tintelt
zich laat opsmukken
tot overspel met woorden
het zachte ebben van
liefdesvloed tot stilte
watervallen van plezier gestort
als regen in een woestijn
in een buitenzinnige tijd…
als een luipaard
zo wellustig
krabde je de oude
wond weer open
striemde rug
met lange halen
liet in je wulpse spel
mijn bloed weglopen
het ging je niet te snel
je dorst was buitenzinnig
je beminde mij zo innig
en wat tikkeltjes te fel
hebben toch het eindpunt
nog gevonden dropen toen
gebroken af alleen je staart
zwiept nog heel…
steeds meer een last met
iedere keer een andere cast
in de meest
bizarre decors worden
afschuwelijke scenes uitgelicht
die ik in vergeten niet meer wist
het taalgebruik is
volks en licht vulgair
er is geen enkele zelfreflectie
in hun irritante beter weten air
godzijdank is er
gelukkig nooit publiek
want de muziek zweept op
tot buitenzinnige…
binnenvet
in kringloop van water en regen
een rad voor ogenschijnlijk
min of meer als bij toeval
breekt het water verborgen aan
vraag me niet waarom
van hier struikelt het oppervlak
tuimelend als helmgras in het duin
voorbij de muren van zichtbaar
mijn donkere molenslagen
schuwen de afdaling niet
raken steeds meer gewend
aan buitenzinnige…
Daarom ben ik buitenzinnig blij
dat ik een eigenwijze Homo ben.
Het is wel dringen in mijn kast.
Het is heel benauwd hier soms.
Hoog tijd om uit de kast te komen.
Eindelijk durf ik mezelf te zijn.
Het nadeel is dat ik zoeken moet.
Naar een kast die bij me past.
Een naar idee bekruipt me.
Dat ik mijn oude kast zal missen.…
Opdoemend bevrijding der luchten ziet
de nacht, waarin 'k mij boven zee en land
verheffen kan, jou strelen met dit lied
van git dat in jouw kamer klatert en vlamt
en doeken zet in lichterlaaie, zand
van rotsen maakt, van tongen tentakels
met de kleefgreep van ware verzinsels
die mij gaar binden als sliert op een spoel.
En in de tuin van de nacht…
De straatverlichting daalt door de luxaflex
Een flat op drie hoog binnen
Valt over haar amper gekleurde gelaat en
Weerspiegelt in de groene ogen
Van de uitdagende donkerharige zangeres
Die een donsdeken voor haar bloot houdt, maar
Hunkerende is naar een buitenzinnig Exces
Haar roodharige wederhelft
Een Vlaamse vrouw in haar dertigers eveneens…