Zo dit groot monument, dit uitgekozen
koninklijk gloriestuk en pronkkleinood,
de rijke rotsklomp, kantig en behouwen
als een gekloofd juweel, de bergkolos,
die dromende onder het marmerpantser
de leden rekt, de torenstapeling
van duizenden op duizenden getild
door honderdduizenden, getuigenis
van onbedwongen almacht uitgevierd
tot zwijmelhoogte…
Zittende op de top
van Cheops piramide
tussen vogelschijt
en andere halfvergane
grote en kleine noden
overdenk ik:
Het is niet erg Cheops, vriend
ook ìn jouw graf
heb ik de uitwerpselen
al niet kunnen tellen
In die duistere kamer
uit rood graniet gebouwd
heb ik - plotseling alleen -
geen ogenblik getalmd
en gauw mijn benen
en de rest…
waar is de tijd
als ik langs cheops rijd
nu op kameel
het fijne stof
weer in mijn ogen bijt
ik het westerszijn vermijd
ze stappen traag
en arrogant door het
woestijnenloze zand
het is ineens cultuur
hun tred heeft al eonenlang
dezelfde voetstap neergezet…
ik cheops weer
in de woestijn
kijk voor me uit
ben opgetogen
weet wat de macht
van zand zal zijn
in de sahara heb ik
dat zand moeten gedogen
zag nog de tartaren
de chinese muur verhalen
zij dropen af wilden gobi
als een eigen speelterrein
daar waar stenen grenzen
stellen is de mens keihard
toch voel ik geschiedenis van
vrij…
ik heb de wind
niet eens gevoeld
maar de strakke
aanblik die jij biedt
is magistraal
het dreigend wolkendek
verschiet waar
jouw profiel oprijst
tegen het felle licht
van de brekende bui
zoals cheops torent
in piramide met
magische ruimten
zijn wachters wereld zien
verstil jij in mystiek
omdat jouw stilte praat
met de verste planeten…
in Cheops zag ik jou
stenen wentelden in bloed
bedolven hakkers zonder moed
werden sfinxs gericht in regio's
in hun mortale odes aan de farao's
jij was erbij
ik vond je in eonentijd
ze raakten hemelpuntig
de slaven vloekten meer dan hel
menslevens waren niet in tel
gebalsemd en gewikkeld
in de lagen van die tijd
geschenken kenden…