U klinkt mijn cither, Hollands bard!
Wiens werk de tand der tijden tart,
O Bron van zoveel schats!
Wie Neêrlands volk zo mint en roemt
En met de naam van Vader noemt,
Terecht, o Jacob Cats!
Gij Vondel, Bredero en Hooft
Waart niet van dichtgenie beroofd,
Dat ziet men aan 't debiet!…
als de wolkige wol
en de rijm als verdwarrelende as
Als hij spreekt lopen alle stuwmeren vol
En alles smelt wat bevroren was
O gij wateren looft en gij landstreken looft
En gij vogeltjes looft onze Heer
En gij vuurtongen looft, en gij dauwdroppen looft
Alle boomtoppen looft onze Heer
Een nieuw lied voor de Heer, met pauk en cymbaal
En bij cither…
het vierde ener eeuw heeft zijn stonden doorvlogen,
sinds ik aanving mijn hand aan de cither te slaan! —
Weggevloten jaren! herrijst voor mijne ogen!
o! geeft gij mij de stof voor mijn maatgezang aan!…