Mij schonk ’t geboortelot, bij flikkrend Dichtvermogen
Waar ’t oude Griekenland zijn eigen geest in kent;
(Voorvaderlijke vrucht, op d’echte stam geënt,)
Een hart, voor ’t woest gekrijs der menigte onbewogen:
Een ziel, aan tijd, noch lot, noch mensenwaan verkleefd,
Die de Almacht en zich-zelv' alleen tot rechter heeft.…
Het ideaal van dichtvermogen,
Verwant aan heilige profetie,
Als zij, gezante van de hoge!
Wat is, bij dit het maatgeluid
Van ongewijde cithertonen,
Die de aarde toejuicht, waar we op wonen,
Geen ziel, die uit de hemel spruit?
Wat, dan het nederige riet
Bij de standvaste Vorst der bomen?…