Hij stond voor haar gebogen,
Zichzelve nauw bewust;
Hij stond haar aan te staren:
Daar lag zij in eeuwige rust.
Het waslicht beeft en wemelt
Op 't levenloos gezicht,
De zaal is groot en somber,
"Is zij het, die daar ligt?"
Wat denkt die diepbedroefde,
Daar bij het dodenbed?
- Hij denkt aan kleine vreugden,
Die hij haar heeft belet.…
Ik lig op mijn stil dood-bed, heel alleen,
ik weet het wel: - nu zal het hart gaan breken;
uit mijn onheelbre, wijde wonde leken
de trage, donkre droppen, één voor één.
In drop bij drop vloeit mijn rijk leven heen,
ik wacht het stil, - zie naar het staag verbleken
der kleuren mijner wereld, - zij geleken
zó onverganklijk, - nog zó kort geleên…
Heer, heb meêlij met
degenen, die nu liggen op hun doodbed,
bij 't flets geschemer der gewijde kaars;
heb meêlij met degenen, die nu weggaan,
het klamme zweet op 't voorhoofd, glazig de ogen.
De klokken luien, heen en weder slingrend
haar trillend tampen...…