laat mijn woorden
dan bij maanlicht van sneeuw
zijn
een siddering, een beetje wonder
zoals zilverglans, mild
in bomen
het onbekende
dat zich over het leven buigt;
een vinden of ontwaken
in trillend teder
en in dromen
wij samen
in witte kruinen
de engelenvleugels tegemoet…
laatste waterplas
wanneer enkel de spraak van het zand
weerklinkt
in het lege huis
ik wil weg uit mezelf, daar
en dan
wil de diepte
of in verleden dagen
de onthoofding van de dood
wanneer ik het geraamte bedek
zo ontzettend
treurig
stil
met woorden
die jij niet horen kan, niet voorbij de tijd
of de geboorte van het dromenkind…
laatste waterplas
wanneer enkel de spraak van het zand
weerklinkt
in het lege huis
ik wil weg uit mezelf, daar
en dan
wil de diepte
of in verleden dagen
de onthoofding van de dood
wanneer ik het geraamte bedek
zo ontzettend
treurig
stil
met woorden
die jij niet horen kan, niet voorbij de tijd
of de geboorte van het dromenkind…
lente
oh heerlijk voorjaar
dat ijsbloemen om haar hart
doet smelten
ze wil meewiegen
op de vleugels
van de adelaar
vrij zijn dartelen in de wind
met klaarte
op kinderlijke trant
in de zonnegloed
vloeit het lentegetij
in een opwaartse vlucht in de lucht
zacht, zacht sprankelend
op allerprilst gefluister
fleurt met flair
het dromenkind…