Geen nacht gunt rust;
Geen dag brengt hoop;
Een foltring is uw lot en 't mijne;
Seizoenen komen en verdwijnen -
Wat gaan ze ons aan? wat 's werelds loop?
Ten ergste helt ons eigen baan:
Saam lijden bleef geen saam dragen...
Doodmoe vindt ons het licht bij 't dagen,
En levensmoe bij 't ondergaan.…
Moeder, hebt gij dees foltring dan gewild,
Moet ik om u de barre nacht vervloeken?
Ik vind geen rust zelfs in de schoonste boeken,
Niets is er dat mijn dof gekerm nog stilt.
Gij smaaddet haar: toch was zij lief en mild...…
‘Of zullen we ook rustig overgaan
En later de nog levenden kwellen
Door hun zeer mild en zacht te voorspellen,
Dat zij foltringen zullen doorstaan,
Waarbij al 't eerder lijden niets was,
Dat het is een spitsroedenpad
Van levend mens uit de drukke stad
Naar die plek stil, diep onder gras?’…