De vrouw verstilt
met het fotolijstje
in haar handen
ze probeert
de glimlach
te vangen van haar
die ze zo erg mist
Tranen branden achter oogleden
ze wimpert ze weg
en fluistert zachtjes
een glimlach
die zo verloren huilt
gedragen door de wind…
Vanuit mijn stoel
zie ik je snuit,
o lief, stap er nu
toch even uit.
Stap bevallig
uit dat kader
en laat mij zijn
de lieve dader,
die uit jou een
nieuwe prent
ontwikkelt,
heel intiem
niet ingewikkeld.
Groots dit
te beleven,
fotomeisje toe,
wil even met
mij leven.…
Week, tot mijn bot
geen spierkracht verplaatst nog
jouw beeld van bureau
zonder pijn
Week, door jouw gift
alleen de knop bloeit volop
jouw geur duidt het fragment
haar, contouren
haar woord geprijsd
door, het venster
vol passie ingelijst
nu haar geschrift
het inkt over het beeld vloeit
zie ik haar traan
zonder pijn…
heden,
kortom in de loop van de dag
heb ik mijzelf weer rechtgezet
in het lijstje met mijn zelfportret
mijn gezicht was
ietwat gaan schuiven;
neerwaarts het meest
ik raakte reeds
de onderste richel
en mijn fiere kop
hing achterwaarts
niet meer in de houding
zo ik word gekend
met mijn blik;
ingetogen en bedeesd
borst en buik…
ik vond bij het zoeken
naar een lijstje
mijn leven in de kast
en wat ik zag
liet beelden herleven
ik zocht wat in een lijstje past
stapels vreugde in schaterlach
en vergeten momenten
uit een rolletje ontwikkeld
het lijstje is gevonden
er ligt een half leven om te kiezen
het lijkt nu ingewikkeld
toch kies ik met gemak
de meest…