Tussen de zwarte glimmende muren
Loop ik druipend, blindlings en schuw.
Gedoofd zijn op aarde lamplichten, haardvuren,
En het is laat, het is guur, het is ruw.
Ik loop in de regen te verdwalen
En word doodmoe, maar ik wil het wel;
Zie niets meer achter de grijze stralen
Dan grauwe wanden, zink in een wel
En ben verdronken…
Het was zo licht toen ik moest scheiden,
de spreeuwen kweelden luid en teer,
en een onnoemelijk verblijden
vervulde veld en atmosfeer.
Een plechtig en verblindend wonder
verrees, - als waar 't voor 't eerst, - de zon,
en bloem op bloem ontsloot zich onder
haar zegen, naar zij kracht gewon.
De wereld scheen verbaasd te ontwaken
als vond…