De stilten weven gobelijnen
van gouddraad over ’t woud,
met reeën, die verbaasd verschijnen
uit varens en frambozenhout,
en sierlijk weer verdwijnen -
De schoonheid droomt van boom tot boom,
doch alle schoonheid zal verdwijnen,
want alle schoonheid is slechts droom,
maar Gij zijt d’ Eeuwigheid!…
De stilten weven gobelijnen
van gouddraad over ’t woud,
met reeën, die verbaasd verschijnen
uit varens en frambozenhout,
en sierlijk weer verdwijnen …
De schoonheid droomt van boom tot boom,
doch alle schoonheid zal verdwijnen,
want alle schoonheid is slechts droom,
maar Gij zijt d’ Eeuwigheid!…
Op 't matte gobelijn, de bevende contouren
Van een versmolten beeld.... Een schucht're hand bewoog
Een toets; de snaar vertrilt.... Reeds welkt de peerlemoeren
Tot bleker avondlucht. Zij talmen aan de toog
Van 't open venster, waar de donk're olmen lijnen.…