als wortels zijn verdroogd
tot verkramd hout
en uiterlijk gezieltoogd
door levend zout
huilen tranen
de afwezigheid
zien mijn ogen
alleen de hoop
van doodlopende lanen
afgesloten door
een eenzame doop
ik drijf dan op de herinnering
die ik node koester
en in het voorbijgaan ving
sluit die in gesloten handen
maar weet bijvoorbaat…
Het is verdwenen
Als sneeuw voor de zon
Als een blaadje in de lucht
De tijden van komen
Veranderden in tijden van gaan,
nooit meer zien
Het missen van jouw lach
Als de mooie ochtendzon,
Het voelen van de aanwezigheid
Geschreven in de ziel
Als een herinnering aan jou
Zal ik altijd aan je denken…
Het bankje waar we vroeger zaten
daar bij die mooie oude eik
die is gekapt en weggehaald
voor een nieuw te bouwen wijk.
Ik zie het aan met lede ogen
een mooie tijd wordt teniet gedaan
geen plekje om terug te keren
als er straks nieuwe huizen staan.
Een groot deel van ons liefdesleven
heeft zich daar eens afgespeeld
wat blijft zijn nog…
Daar schokt mij herinnrings schrik!
Gij, gehate, kunt hier dolen:
Voor een maand verging uw brik.
'n Kleine golf grijnslacht verholen
Waar uw gelaat verrees.
't Schip kreunt. Ik ril van afschuw.
De spaak waarmee ik afduw
Boort in 't vermolmde vlees,
En 't schip zinkt aan een schaduw
Naar verrotting onderzees.…
Alle donkre smartdoorschaûwde woorden,
elke goudverdiepte foelie,
iedere achtergrond waartegen
u herinnring poogt te bootsen,
lost zich op doorschenen van uw glimlach,
en gij zijt niet te verraden
voor het oog dat licht aan schaduw,
voor het hart dat liefde aan haat bewijst...…
Verloren tijd, hoe schoon vind ik u weer,
waar elk herinnren wordt een nieuw verlangen.
o Steden-laan, wat zijn uw meisjes schoon.
Eens was ik jong, en 'k ben niet jong gebleven...
Ik wandel bij de bomen die mijn jeugd
beveiligd hebben en haar jonge liefde.…