DE VRIENDINNEN I
poëzie
’t Begon op een zomernacht, bijna toevallig:
Terwijl zij zich aan het venster koelde,
Droomde haar lieveling bang en woelde
Zich bloot. Zij vond haar, omziend, bevallig:
De handen naast ’t hoofd geperst in ’t kussen,
’t Dek afgegleden, de knieën hoog
En zelve in zachte boog. Zij wilde kussen,
Zacht, dat ze niet ontwaakte, maar ze bewoog…