dans ik als een malloot
naar jouw pijpen
veracht ik de dood
in niet begrijpen
ga ik terug naar de sloot
kant, want dat netje
ving toch niet vergeefs
leven uit het water
stonden wij samen verwonderd
graaiend met vingers
kikkervisjes, stekelbaarsjes,
salamanders, als kinderen ?…
De vijver waarin ik gisteren viel,
omdat het bruggetje glad was,
deed de kikkervisjes schrikken.
Deed de dichter beseffen,
dat hij ooit als foetus,
een kikkervisje was.
Ik schrok en kroop aan land,
omdat ik heel lang geleden,
mijn kieuwen had verloren.
Geen koudbloedige kikker,
maar wijs geworden was.…
je naar adem hapt
aan een goudvis doet denken
schubben tot oneindigheid tellen
De mens terugbrengen
tot een holbewoner, die uit verveling
beesten kleurt op de muren
van een grot in Zuid-Afrika
waar af en toe nog Hottentotten komen
In de koelte water vinden
kijken naar vissen
kuit schieten en daarna hom
Blijven kijken tot kikkervisjes…
deugde niet voor zwarte raven
ze loerden altijd naar mijn ogen
er zaten er twee, goedgebekt
op de grijze nok van een schuur
ze leken tegen elkaar te praten
in een gesprek over mijn ouders
sloeg mijn vader haringen
aan gort
bij het graanveld
waar de tent waarin we woonden
wind verdroeg
liet mijn moeder verhalen los
in een sloot vol kikkervisjes…
Welles, Es, zes kikkervisjes
vonden een schuilplaats in
jouw ooghoeken, je snikte:
De visjes plakken zeer snel
een slijmlaag op mijn ogen
Zo wordt elke wimperhaar
een geharde lansier. Ik wil
geen getuige zijn, hoe een
brandhouten ridder, net
als jij, vlam vat door
het smeulen van
houten wonden
Eh...…