Hij ontving met open arm en warm
en ging me voor
de stille stadstuin door.
Toen hoorde ik nog voor
we ’t huis naar binnen gingen
haar pril maar o zo zuiver zingen
en mijn gedachten gingen
naar de zoete zin der dingen
tussen twee bevallingen
van hun eigen borelingen.…
berucht
zie de wolken buiten bereik
ik adem in, ik adem uit
vraag me af waar ik naar kijk
naar windstilte zonder geluid
de randen aan herinneringspijn
rafelen van getergd verleden
zouden de wolken er nog zijn
als ik tijdloos ben weggegleden
of vallen kusten droog
in een vloed van tranenzout
zonder opschrift of betoog
en zijn mijn kindskinderen…