Zou ik voor de klepper vrezen,
O! die lieve brave man
Maakt, dat ik gerust kan wezen,
En ook veilig slapen kan.
Moeder lief 'k geloof het vast,
Dat hij op de dieven past.
Schoon hij loopt door wind en regen,
't Zingen wordt hij nimmer moe:
Goede God! geef hem Uw zegen,
Maar mijn oogjes vallen toe,
Lieve klepper! hou de wacht!
Ik ga slapen…
Nog klinken paardenhoeven, nog doet hier wat hij kan,
met ratels voor de boeven, een soort van klepperman.
Vergaan doet elke luister, met de ogen van het kind.
Gefluister, o gefluister. Drie palmen in de wind.
21 oktober 1937…