hunkerend
Is het er nog altijd
Nadat jij dat van jou tot stilstand
Bracht, was daar goddank de dichter
Die het mijne in leven wilde houden
Het bonzen, bonzen liet in lichterlaaie
Zonder hem had het mijn bloed al lang
Niet meer rondgepompt
Daarom, hulde aan hem, mijn bezielde
Defibrillator, hij verdient het te worden
Gelauwerd met kransslagaders…
hoe mooi is mooi
als ik lagen schraap
van ogen
en je huid schuur
met mijn vergeelde nagels
die vergankelijke schoonheid
aanschouwelijk maken
hoe vol is je leegte
als ik jouw adem
opvang in stoffen zakken
voel jij dan nog
waar licht voor staat
als de avond rust in
verkalkte kransslagaders
als ik je naakt zie
neen, met het kleed…
Lood in water zwartgrijs
Grauwe kou natte tocht
Vochtig kil bitter koud
Alles voelt oud
Nuon-centrale olie gestookt
zonder protest gedubbeld
dagen en nachten braakt het dat het rookt
Witgeverfde koolmonoxide
planologie hier is een ramp
elk spitsuur slibt het dicht
een overvette kansloze kransslagader
vrijheid is hier: te laat komen…
van cellen
Het plant zich door vezels verder
Tot het verste kootje van mijn kleine teen
Het eerste bloed stroomt naar de long
Wisselt van stof en keert terug
Stuwt dieper naar dun weefsel
Bloed dat in de slaap trager zong
In een grote achtbaan die doorgaat
Die zelden faalt, het slaat, slaat
Tot het ritme breekt
De kleppen ontsteken
De kransslagader…
De wens geeft geboorte aan de gedachte
Kransslagader voor het bloed dat jij laat stromen,
In het zachte weefsel van mijn gemoed
Kans lag nader dat wat moest komen,
Wat we zonder bewustzijn zochten
Onvermijdbaar door ons te ontginnen,
Nooit beginnen mocht
Na worstelen, klungelen
Ons gewroet
Stampend, pompend, elke slag
Slaan we samen het…
Laat me geen getuige worden
Van het verval van jouw vel
Hoe het verschrompelt
Als het vlies van een ballon
Bedekt met levervlekken
En de kalk zich ophoopt in jouw kransslagader
Waarschuw mij voor de roetgeur
In de nasleep van de passie
Spel mij het woord vrouw
Met getuite lippen
Laat ons de verlossing vinden
In een ontluikende glimlach…