GEDRIEËN
poëzie
Aan 't kussenvleesje, pappig-week en warme,
lijmt zich in 't lang
de lieve wang,
en moeder strijkt, met malsgebogen arme,
het gazig lichte
rokje dicht.
En: „Venteke, waar zit-je met uw voetjes?
Het steekt entwaar
een teentje daar!
Gij zatterikske, zeeveraarke, zoetjes! ...…