Winterlied van een landjongeling
poëzie
Hoe sneeuwt, mijn geliefde! de vlokkige wol,
Zo blank als uw boezem, de dalvelden vol!
Het noorden ombuldert ons hutje op 't norst,
En hek en geboomte is met rijp overkorst.
't Is winter! het ijs nam de beek in bezit;
De daken der landlijke stulpen zijn wit,
En grauw en eerwaardig, met zilveren top,
Rijst ginter de staatlijke kerktoren…