je draaft op een draak wier tong smeult
een harnas van opgepoetst chroom draag je
leren teugel snijdt in eeltige handpalm
te wankel, te loom, te lomp in het zadel
zeul je de bronzen koets door drasland
slikgas welt op in een weeƫ bel
de malariamug zaait haar sporen
talmend knal je de zweep op zijn flank
stug van verveling tel je de schubben…
dat verschijnsel noemden we winter
van de mogelijkheid dat ijskappen
konden smelten hadden we nog nooit gehoord
het waarom en waardoor willen we
nu blijkbaar nog steeds niet snappen
over pakweg honderd jaren
is het zover dat we per boot over het land van
Amsterdam naar Utrecht varen
en komen ze weer terug
die pestrat en doodenge malariamug…