Wie heeft er de wandlende Meimaagd gezien?
De arme zanger heeft ze gezien.
Hij lag in de domende zilveren wei
waar hij des ’s avonds te slapen hem lei.
De zingende vogelen, de vliegende stem,
begroetten de Maagd en wekten hem,
en ’t eerste dat zijne ogen zag
het was de Maagd en hare lach.
Ei, ei, ronkende snaren!
Zingende stemmen de ruimte…
Wij hielden d'adem in en zagen uit,
O heilig Russisch volk, zoudt gij komen?
Was dit des Moejik's donkernaderstromen,
Zijn als uit orgel stralende geluid?
Wij dachten, tijd is rijp, het wordt voldongen,
Het Oosten blinkt, een nieuwe mensheid komt,
De wilde Marseillaise wordt gezongen,
Revolutie over de aarde tromt.
Ach, alom niet, gij…