De meinacht laat zijn koele droppels neder,
ik schuil onder een lispend lindendak,
mijn oude hart vindt zijn verlangen weder
dat naar de lente geurend openbrak,
en vóór mij is het licht der kleine kroeg,
daar tiert men bij de hooggevulde glazen,
al wat ik vrucht'loos aan het leven vroeg
ligt in de simp'le jool dier blijde dwazen.…
Het was in een sereen blauwe meinacht:
in stilte verlicht de maan magistraal
God geve het niet voor de laatste maal
de vreugde die de bron mij heeft gebracht.
Vanuit het niets verschijnt een nachtegaal,
strijkt neer bij de fontein en onverwacht
galmt een trieste melodie die met kracht
aanzwelt tot wat ik denk in mensentaal.…
Weet gij de meinacht nog, mijn lief?
de maan scheen over ’t land,
langs weiden stil en nevel-wit
gingen wij hand in hand.
Weer luidde ’t helle, helle, helle,
hoog boven bos en hei.
De kleine schelle, schelle, schelle
ging onverpoosd en blij.…