De nacht grenst aan de dag, en aarde aan de hemel.
Er is geen scheidslijn tussen deze twee.
Geen niemandsland bevindt zich tussen beide
Waarin wij ons neutraal bezinnen kunnen
En ons toekomstig woonoord vrij verkiezen.
Hier zijn wij, en een eeuwige seconde
Belet ons om de hier geheven voet
Daar neer te zetten, ach, en ’t hier begonnen
Glimlachen…
Machtig langs aangewezen helling gaat
Naar rust van verre, diepe dood de daad,
Oorsprong en drager van het mensenlot.
Daadloze vorm van 't Zelfde, schouwt de geest
Al 't zijnde als wat zal zijn en is geweest,
En breekt tot kunst 't ontzettend licht van God.…
Hoe nachten nog om onze schouders hangen,
Om zwakke lichtgestalten, zwaar beladen:
Wij schudden 't mensenlot, door vreugd bevangen -
En slechts een dorre vloed van vale bladen
Ruist in het meer van mateloos verlangen!…