Hebt gij nooit de starende ogen,
Uit de schaduw der vensterbogen
Onder ’t schitterend kronenlicht,
Op een maagd, wier lieflijk bloeien
Heel ons harte deed ontgloeien,
Dol van minnenijd gericht?…
als minnenijd
stuurloos wordt
voortgedreven
ongrijpbaar vaak
en in helderheid
zeer slecht bedreven
slaat de twijfel
steeds meer toe
en waar immer mijn
genegenheid toe leidt
schijnt als het ware,
gelijk los zand te zijn
dat door de vingers glijdt
dan ken ik niet meer mijzelf
ben ontketend van eigenwaarde
en dool ik doorgaans door…