O toen ik mijn kindeke droeg in mijn schoot,
Hoe groeide mijn hart zo reuzegroot
Als kon het de wereld bevatten
En de stralende goudene zonnebal
En de sterren, die flonkeren zonder tal
En de zilveren maan in de hemelhal
En de aarde met al haar schatten!
En mijn ogen, die schouwden wel kalm en wijs,
Want ik voelde in mijn boezem een paradijs…
Schoon ge uw antwoord niet verheelde,
Schoon ge ‘ja’ knikt op die vraag,
Draagt ge toch geen last zo graag,
Als die last vol moederweelde.
Ja, we weten 't wat gij torst,
Last!... Kunt ge ons dat woord vergeven?
Zie mij, zegt ge, als 't jeugdig leven
Ademt aan mijn dankbre borst!
Last!…