't Geen het op de vochte tippen
onzer natbedauwde lippen,
met een bevend zacht geluid,
door een teder lispen uit:
dat en ziel en adem tevens,
met het overschot des levens,
dat in onze boezem slaat,
in elkander overgaat;
en wij, in amechtig hijgen,
spraak-, gevoelloos, nederzijgen.…
Neen, als de ziel zeer diep
In duister lag en sliep,
Terwijl geen prins, getooid met bloemen,
Een wekker, die wij engel noemen,
De schone slaapster riep,
Dan zou het ritslend bruin,
De bron, verstikt in puin,
Verdord en snikkend nederzijgen,
Dan zou de wind, de vogel, zwijgen
In die verdoemde tuin.…
Grauw is de dag, en grauw is mijn gemoed;
De wind hangt machtloos in gebruinde twijgen,
En langzaam komen blaad'ren nederzijgen,
Die blijven rusten aan der bomen voet.…
Maar gezwenkt, in vlugge vaart,
Tilt het andren op van d'aard,
Die zich slingeren om zijn speken;
’t Voert hem voort, uit slijk en puin,
Tot op zetels van arduin,
Waar zij ’t hoofd ten hemel steken,
Met de roofprijs op de kruin.
’t Werpt, in ’t onbesuisde loop
Wat omhoog snelt overhoop,
En verheft wie nederzijgen;
’t Rolt naar boven met…