als ik muziek hoor spelen
in het centrum van een stad
sta ik daar verrukt te kijken
aangetrokken word ik
door een orgeldraaier
op de hoek van een straat
een fluit, viool of klarinet
met spel, gezang en dans
ook daar vind je me weer…
Ik draag langs ’s Heren straten
mijn klagend orgel om,
en zing, op droeve maten,
mijn eigen ’t wellekom.
‘k Zing afgezaagde zangen
van ‘een gebroken hart‘
van ‘onvoldaan verlangen’
en ‘onbegrepen smart’
’t Volk luistert, onverschillig,
naar ’t lied, van ouds bekend;
soms reikt me een vrouw, goedwillig,
een kruimel of een cent.
Soms…