Ik droomde dat ik eeuwig leefde
maar ik werd wakker in de tijd:
de blauwe, weidse eeuwigheid waarin ik als gewichtloos
leek te zweven
duurde maar even.
En even had ik hevig spijt,
en heimwee naar die flard van vlinderleven.
Wist ik dan bloemen, wind of regen?
Bestond dat alles in oneindigheid?
Geluiden, vormen, alles was mij vreemd.
Traag…
Alles kavel
en veel Akzo, Shell
veel tolueen en afgraafwijken
nog wachters op de dijken en
nog altijd
matigen ondergelopen uiterwaarden
de waterhoogten,
spiegelen ze tijdelijke rietbeemden
en een twijfelachtige lucht.
Gaat eigen aard (wat was dat, ooit:
tastbaar en zuiver? Twee miljoen inwoners en veel
wild en gevogelte, slavenhandel, ongewisheid…
wat een verrassing!
jongen, kom binnen!
wat ben ik blij dat ik je eindelijk nog eens
springlevend zie.
ik hoor je af en toe wel aan de telefoon,
maar zien en voelen en kussen
is toch veel warmer nog!
bloed van mijn bloed
wat doet dat me goed!
je komt als geroepen, mijn jongen.
al is het dan totaal onverwacht.
je bent hier, dat weet…
van moeders pappot
alleen op een kot.
's zondags met lief
even aanlopen
met een berenhonger voor tien.
dagelijkse
herinneringen bijkleuren
en straks weer terug
naar de stad.
waarschijnlijk tot
volgende zondag
als er niets tussenkomt.
groeien is vooral loslaten
soms met pijn in het hart
om verder op eigen benen
te kunnen gaan.…
hoe dikwijls zocht ik niet vergeefs
naar klank en kleur maar vond
ik slechts verkeerde woorden
hadden wij maar fado in ons land
dan kon ik mijn gevoel vertolken
en schrijven over donkere wolken
van opklaring en zonneschijn
maar calvinisten zoals wij kiezen
uit de grijze brij die in
de pappot staat te gisten
bij toeval tref ik soms…
Ik (is de worm in het wonder)
ben de dertiende uit het dozijn;
de vroeg al van mammon en pappot weggevluchte,
vele malen ten hele verdwaalde
Cino zonder luit, zonder duit,
Doderik van Duisterhuize,
wanderder van het oude lied,
kenner van kou, haker naar jou
hartenvrouw hartenvrouw.
Ik kom van het land toen het land er nog was.…