Het geluk mag wel eens toeslaan
in grote moten zoals de ongewervelde liefde
zoals een vrouw met haar blikken pijltjes trekt
tot in mijn aarzelende lendenen
zij de bronst maant met krommende rug
mijn ruggegraatloosheid besluipt
het gat van de schroom dichttrekt
met grote moten van haar toegeeflijke schoot…
voorop
zonder overbodig gesticuleren
gaten daarvan ook in zijn lichaam
zijn leven stond stilaan op de tocht
tot zijn ouders stierven en uit
zijn voetstuk vielen, tot ook zijn
vrouw plooide tot frommel ijzerdraad
toen begon het gieren tussen zijn kleren
zijn lichaam groeide uit de passe-partout
van zijn ribben, zette zich af
viel uit zijn ruggegraatloosheid…