zonder rand of kant
zo rimpelloos
en glad
leg ik mijn handen
rondom
palmenstranden
voel warm zand
en zoek zijn ogen
onder
de schaduwrand
van een
strooien hoed
ik draai hem rond
en rond
drink die blauwe zee
als een cuba libre
van zijn mond
de bal rolt…
de badjas ademt dons, rond
roosjes op een oud gezicht
ze lacht
het wrange dat voor ogen stond verzacht
als zonlicht rond een schaduwrand
met in haar handen
slechts nog dat
wat niet meer verder ligt dan wat
de morgen haar zal brengen
het tijdspad is vermist, hij ziet haar oude ogen
rond zijn handen op haar hart
ligt het zwarte onvermogen…
Langs de schaduwkant
Aan een waterrand
Bij een bosperceel
Soms heel weinig dan weer veel
Bosanemoon
In een voorjaarsdroom
Blaadjes hartvormig en knuffelzijdezacht
Alsof de lente naar je lacht
Genoegzaam snuffelend onder beukenbomen
Waar doorgaans weinig zon kan komen
Jouw verschijning zal in humuslagen gloriƫren
Totdat de boomblaadjes…