O schrijverke schrijverke,
waar blijft uw mare
Waar blijft uw matineus ochtendsonnet
Ging u weer na middernacht
pas naar bed
Ik zit naar een leeg blad
te staren
Wachtend op veeg uit de pan
of een wiets
Ge tart ons geduld, Theo, zo
wordt het niets!…
Jans Pommeranzeke
Van Nieuweschanzeke
Heeft dan wel sjanzeke,
Kan het niet zijn
Grietje en Hanzeke
Van woudestein,
Ook niet Roodkapzeke
In 't bosravijn
'Nee,' zei het ganzeke,
'Niet Pommeranzeke
Grietje of Hanzeke
Geen Halewijn
't Is ook geen meiseke
Of Mainzelmanzeke,
Visselke, schrijverke
Sietske of Hein...'…
Zonder baard nog, leesbril op
zong een liedje over de eeuwigheid
in de bibliotheek, de Witte Engel
om indruk te maken op een vrouw
De tijd haalde zijn schouders op
het gebouw trilde even als riet
bij windstil weer en op glad water
waar een schrijverke wat schreef…
Noah, snel winklend, nog sneller krinklend,
Gelijk het eeuwig ‘schrijverke’ van Gezelle,
op en neer, kwiek, een ongrijpbare pijlsnelle.
Noah is razend vlug. Noah keert en wendt,
Noah flitst dribbelend zijn man voorbij,
de bal kleeft aan zijn veeleisende handen.…