Op een klein donker stadsplein
brengen oude gekrulde straatlantaarns
hun flauw schijnsel nederig
over het ontzagwekkende
hooggezeten Neptunusbeeld
dat men ziet met de ogen
van een pas ontwaakte slaapwandelaar
zwijgend kijkt de baardige zeevorst
langs schimmige gevels
ergens onder zijn geweldige troon
murmelt een watervalletje
vertolkt bedeesd…
Je wilt
het vreemde
je eigen maken
Je doorkruist
een stad,de straten
stegen,een stadspoort
Een plattegrond
met wat over is
van verleden over blijft
Je gaat voort
geeft je ogen
...de kost
Opent kerkdeuren
-niet met een hand-
deuren van cafés
Waar bier klokt
en aan wijn
wordt genipt
Het verschil
lost
nimmer en niet op…