Hei, hemellawerke, mij liefelijk dier,
o, mag er een mens u wat heten,
kom neder, kom neder, kom nader, kom hier,
kom, wil toch een stondeke beten!
Verstond-je mijn tale zo 'k de uwe verstaan,
gij kwaamt en gij liet mij... Wat baat het?…
En 't krinklende winklende waterding,
met 't zwarte kapoteken aan,
het stelde en het rechtte zijne oorkes flink,
en 't bleef daar een stondeke staan:
"Wij schrijven," zo sprak het, "al krinklen af
het gene onze Meester, weleer,
ons makend en lerend, te schrijven gaf,
één lesse, niet min nochte meer;
wij schrijven, en kunt gij…