en blanke bloempjes aan de kant
die keken in de vigilant
wie voer over de dijk.
Zo menig vent en jonggezel
die werd wat raar aan zijn gestel
bij 't langs-gaan op de dijk.
Door die guitig rode snoetjes
onder die róse hoedjes;
die meisjes, langs de dijk.…
Enfin, hij heeft het nooit gedaan;
Maar is nacht en dag op de baan;
Nog vangt uw levenstoorts niet aan,
Of gij ziet hem bij 't licht van de maan,
Reeds in 't vigilant aan de onderdeur staan.…