De dag schudt zijn veren
en weegt zijn loden last
de middag scheurt haar kleren
en de nacht is breekbaar als glas
de hemel heeft buikpijn
de kots gaat over de nek
de geit rent achter de kool
en de schapen liggen uitgeteld
de apen gedragen zich vreemd
en dragen vissen naar de zee
de kippen krijgen tanden
en eten met de pot mee
de schaduwen…
Jij was de vogel, de watervrouw, de klimop langs de oude muur
je was de tuin vol beelden, de honing in de verre hoek
het dak van riet dat je huis bedekte
Je was de kracht van klei, de vele kleuren van het licht
de bloemen die je steeds weer ontdekte
je was de vrouw in wie ik mijn moeder tegenkwam
Je was het kleine dorp, de kerk, de winkel…