gevoelens
van verkrachte woorden
zij overvallen soms mijn gemoed,
zomaar, zonder te schuwen
een muur met
een zacht fundament
is soms door een
zuchtende wind
om te duwen
temeer daar in de winter
het glazen plafond
door koude is aangeslagen
en dichter boven
de dode aarde hangt
alles is dan zwaarder
te dragen
het is dan een winterdeken…
jaren zijn vervlochten
met de stroom
die langs mij vaart
mijn ogen
mossig groen
weten van geen ander zicht
zomerbed en winterdek
de wijde trek
van vogels
het water heeft me aangeraakt
door overvloed
die rond mij waart…
Ze is er weer
de winterfee
uit haar hemeltroon
strooide ze met
witte vlokken
zonder geluid
een winterdeken
op de aarde neer
en oogt ze
als een maagdelijke bruid
met haar blauwe luchten
en zonnestralen
in glinsterend goud
voelt haar aanwezigheid
toch heel vertrouwd
Maar haar sneeuwwitte winterkus
is bitterkoud…
wolken verwaaid in vlagen
de zon waterverft eindeloze kleuren
immer korter nu de dagen
steeds grondiger de geuren
de wind waait mij
in scherven uiteen
storm staat mij bij
ik ben alleen
ad fundum drink ik mijn glas
wachtend op warm wit winterdek
niemand maakt mij gek
ik weet wat er eens was…
Ik sla mijn armen om je heen
en ook het winterdeken.
Trek mijn eigen huid dan uit
en zoen al spinnend warmte
in het veel te grote bed.
Ontdek dan, dat tijd net als lucht is
en ik mijn liefdevolle adem uitblaas
in de stilte van de leegte
en elke aarzeling danst op het gekreun van de wind !…
Zacht stop ik vertrouwen in
toegedekt door een winterdeken
gekleurd en wel onder de warme wol
verstrengeld, opgewonden
maar tegelijkertijd geknot
wachten twee breinaalden geduldig
tot de eerste steek valt
en het ophalen kan beginnen
ik sla mijn sjaal nogmaals rond
mijn ranke hals om elke kou
buiten te sluiten en vraag
me af wanneer…
Ik zit in vaders rookstoel bij het raam
En zie nog steeds de weidse bollenvelden
Waar stro nu ligt als goudgeel winterdek
Groeit straks beton in plaats van zomerbed
De heg is afgeschoren tot de grond
En naast de slootjes tussen stoppelriet
Zie ik dat wilg na wilg zijn kop verliest
Opeens zie ik een kind, het lacht en zwaait
Het kent nog…
je schouders
dragen
een winterdeken
daaronder
drijft een gekruisigd lijf
onweerstaanbare tranen uit
om pijnen los te weken
mijn handen
schieten te kort
zo ook
zijn mijn ogen
dichtgeslagen
immers,
ik ben het zelf
die het hellevuur
heeft aangedragen
+
soms ben ik
hongerig en blind
als mijn leegte
een reeds…