Alom, aan de ronde zomen
van het rustig vergezicht,
aan de lage damp ontkomen,
aan de oever van het licht,
achter 't levendig gewemel
van de daken, op het goud
van de uitgespannen hemel
opgericht, is 't winterhout.…
Ze zijn er wel maar hebben het te koud
voor kwinkeleren in het winterhout
en barsten van de honger ondertussen.
De perken ogen doods, niets wil er groeien
alleen de vlinderstruik draagt nog wat blad,
maar verder heb je ’t dan ook wel gehad.…