Hoe lijkwit ligt de rechte winterlaan,
Waar zwarte bomen, in verstijfd gebaar
Van stroeve droefheid, strekken naar de klaar-
Kristallen hemel de arme', als riepen ze aan
De oktoberzon, die ze op een gouden baar,
Bestrooid met rode en gele rozen, gaan
Ten groeve zagen!…
kale winterbomen
steken blote armen
bladerloos de kou in
handen diep in zakken
begrijpend knikkend
naar de naakte boom
langzaam verder lopend
door de lange winterlaan
hoofd gebogen richting grond
laat de zachte lente
maar snel komen
winter wil ik niet meer zien…