Maar vosje, laten we elkaar ontmoeten,
in een bos op een warme donderdag in mei
ik streel je haren, kus je sproeten
en leg je vossenhoofdje gerieflijk in m'n zij.…
Oh, hoe schoon is de natuur
met een eland aan de muur
egels op het macadam
het vosje van ‘n kakmadam
een bladluis op een kunststofplant
een eendagsvlieg met maandverband
Oh, hoe schoon is de natuur…
Bouwlust heeft verloren
en is nu een eenzaam krot
de deur staat nog wel open
maar de planken zijn verrot
griezelig kruipt er schimmel op de wanden
in de voortuin zwiept de wingerd
ferm zijn takken door het raam
tussen distel en brandnetel
ligt een bordje met een naam
dat verpulvert onder mijn handen
er knagen kevers aan de balken
een vosje…
we zijn met
volle zon vertrokken
zij en ik de hond erbij
kreeg snel blaren zonder
sokken want jij was er
voor zonde gods niet bij
zocht je op de paden
in zomers bloemenrij voelde al
van verre ons bankje was niet vrij
zag konijnen zonnebaden
in een winter vol mineur maar
een mager vosje staartte vol majeur
de lucht is nu betrokken…
Bekomen van buien
Met visuele mijmergloed
Vredelievend schouwspel
Het weer toont eerherstel
Zonlicht als vriend
Zo langzamerhand dik verdient
Droge wandelschoenen aangetrokken
Vogels die je naar buiten lokken
Rode dennenstammen ontmoeten met zonnegloed
Hakkende spechten hoorbaar in overvloed
Gaaien lawaaien
Huismussen klussen
Een vosje…
Vosje, schenk me je vruchten vannacht,
vlij je bevallig naast me neer.
Je buik en schoot zijn donzig zacht,
je lijfje is geurig en teer..
Geef deze krijger, vermoeid en bekaaid
voor één keer waar hij naar smacht.
Zodat hij niet langer in rondjes draait,
verlos hem van het kwade vannacht.…
Eén tafel tussen ons, zij leunt naar voren,
slim vosje, onschuldig azend op haar prooi.
Ik vraag als leraar verder, zoek haar ogen,
maar ik verdwaal als man en vind verward
twee blanke glooiingen, twee zachte bogen,
die pijltjes schieten in mijn vlezen hart.
Ik voel de ogen van die kleine donder.…