Gevangen in een glazen woestijn
door vluchtige bergen omzoomd
vraag ik mij verveeld eens af,
of het zand niet voor niets stroomt.
Iedere nacht lijk ik dichter te zijn
bij het gat, zovaak gedroomd,
dat mij aan de rand te denken gaf,
of het zand niet voor niets stroomt.
Hoewel ik kansloos mee op golven dein,
heb ik het slagveld niet geschroomd…
De gedachte nooit compleet te zijn
om onafgemaakt te moeten sterven,
te groot voor losbandig zwerven
voor een oplossing te klein,
spint cirkels in mijn hoofd.
Als een boom die wel de bloesems draagt
maar zijn vruchten ziet bederven
aan de takken reeds verwerven
zij de verrotting die het eind aandraagt.
Maar iedere dag voel ik mijn geschraagd…
Eenzaamheid brengt mij wie ik ben.
Waar ik ook loop, hoever ik ook ga,
onder grijze wolken of een klare lucht,
rustig op pad of in paniek weggevlucht,
ik weet wie ik ben en dat ik besta.
Eenzaamheid brengt mij wie ik ben.
Maar alles verandert zodra
ik ver in de verte zie komen de klucht
om hun luidruchtige drukte berucht.
Kijk welk een stommiteit…
Praat maar door.
Zeg, praat gerust.
In de stilte tikt de dood,
angstaanjagend monotoon;
je wordt in slaap gesust.
Dus, praat maar door.
Zeg schreeuw bewust!
Verstom het zwijgen
Denk niet aan vertrekken
maar laat mij m'n koffers pakken
in alle rust.…
Hoe vluchtig als een schim te zweven
buiten tijd en ruimtelijk gevaar
in een schuilplaats voor de zon te leven.
Te bestaan als bijziend dienaar
beroofd van oog voor 't vergezicht
is het mijn schaduw die ik nastaar.
Vermengd met waarvoor ik ben gezwicht,
niet langer meer van schuilend zwart,
rent hij weg van mij, dragende zijn eigen licht…
Bij het vallen van de nacht
angstvallig in mijn bed gekropen
sluimer ik al zacht
en beleef mijn grote hopen.
Mooie dromen heb ik nooit verwacht
mijn geluk moeten bekopen
het aangezicht van u geminacht
en veroordeeld zal ik lopen.
Maar,
Ik ben u die leiden zal
over ongebaande paden
vanuit mijn ziel tot het heelal.
Wij samen zullen waden…
In tijden dat de rouw
zijn modderschuit versiert
speelt zijn ego hooglijk op
en om zijn tanden siert
een valse glimlach zijn gezicht
vol van kwade trouw.
Zijn ogen lichten op als
zijn neus ruikt een verdriet
en als de bel geklonken heeft
staat hij op en schiet
zijn zwarte schoenen aan
en danst een slome dodenwals.
Kijk de bloedhond…