Wat je denkt van liefde te weten
Dat zou je met liefde vergeten
Als je in de oceaan werd gesmeten
Van het spiritueel gemoed
Want de jammerende kreten
Van je hart opengereten
Wat je anderen hebt verweten
Is wat je zelf doet…
Hoe jij voor de wereld wilt heten
De angst om te worden vergeten
Het blijft toch aan je vreten
Al houd je jezelf…
Dit grote lichaam, jou welgezind
Een plek om bij te schuilen
Zekerheid, te worden bemind
En de vrijheid om te huilen
Een kleine deken kan volstaan
Mijn lijf zal jou verwarmen
Ik ben een sprekend, levend bed
Met veilig sluitende armen
Je kleine neusje vol met snot
Smeer het maar aan je vader
Wie kan er enige boosheid voelen
Naar zo’n onschuldige…
Laat ze slapen, zij die niet willen ontwaken
Laat ze slapen, in hun ondergrondse gang
Je hoeft ze niet te prijzen of te laken
Te vermaken, met gitaarmuziek of zang
Ze willen niets dan de oude liedjes horen
Zo vertrouwd, zo zeker en zo zoet
Je gave zou het ritme slechts verstoren
Alleen het ritme, het ritme dat is goed
Maak niet los…
Zo klein als je bent
Toch ga je het winnen
Ik ben reeds nerveus
En het moet nog beginnen
Dit bordje met pap
Scheidt mij van de vrede
Wanhopig ga ik voort
Met mijn dwang en smeekbede
Met rammelaars en spelletjes
Met liedjes en een fluit
Enkele happen gaan naar binnen
Tot ik op de muur stuit
Van jouw stenen niet willen
Van je tanden-op-elkaar…
Zeldzaam scherp zijn de woorden
Helder en zuiver is het beeld
Eén denkend mens tussen gestoorden
Eén dichter die mij niet verveelt
Een echo van een oude luister
Een lang vergeten koninkrijk
Er is maar één naam die ik fluister
En met de Groten vergelijk
Die tot ons heden niet meer spreken
Omdat geen hart ze nog verstaat
Gesmoorde stemmen…
Probeer niet origineel te dichten
Je bent niet steeds een ander mens
Want achter al je clownsgezichten
Gloeit nog steeds die ene wens
Die geen pen kan achterhalen
En die altijd verder uitgediept
Enkel helderder gaat stralen
Of je nu huilt, of stil geniet
Je kunt geen poëzie bereiken
Door het nieuwe toverwoord
Niet door geëngageerd te lijken…