Ik ben verloren in razende vezels van glas,
mijn stem is het licht dat over kabels naar je oren spoed,
mijn golven niet te meten, geen gigahertz kan mij beperken
vormen hebben onze textuele liefde nooit genekt
jouw wandaden maken mijn deugden hyperbolisch
jouw waanzin is mijn grootste politiek motief en
in elke cadens die ons aan een ander…
(Lugete, O Veneres Cupidinesque(Catullus))
In de voorstadszones, in hun pendelnest,
Ging ik mijn zaad van delicaat verlangen planten,
Mijn razend blinde suggestie van poëtisch leven,
Een lege schel van iets uit zee en zout
Vandaag ben je er niet, je ontbreekt,
Ik zoek naar je toevallig gezicht terwijl nacht valt,
Sterren tussen een wildernis…
mijn lief, mijn beest, mijn schuddeding
ge zoekt me, ge vervult me
gij waart mijn aanhef en finale, mijn uitgekrijte lust
in al haar kosmische simpliciteit,
de donkerte van uw pelzen lijf verteerde mijn gisteren en morgen.
ik, als aardappelboer, markies of verteller van legenden
werd verzwolgen in je vochtigste holtes, je verzengende vruchtbaarheid…