Hoe straalt gij zo, met heldre gloed,
Door 't loof dier appelbomen,
Waar eens uw vriend zo welgemoed,
Zich droomde zoete dromen?
Omsluier uwe zilverglans,
En blik gelijk gij blikkert,
Wanneer gij op de dodenkrans,
Van 't jeugdig meisje flikkert!
Vergeefs ziet gij zo rein en klaar,
In dit priëeltje neder;
Ach! nimmer…
Hoe straalt gij zo, met heldre gloed,
Door 't loof dier appelbomen,
Waar eens uw vriend zo welgemoed,
Zich droomde zoete dromen?
Omsluier uwe zilverglans,
En blik gelijk gij blikkert,
Wanneer gij op de dodenkrans,
Van 't jeugdig meisje flikkert!
Vergeefs ziet gij zo rein en klaar,
In dit priëeltje neder;
Ach! nimmer…
Zo de storm ons treffen mocht,
Hij toch hield u op uw tocht
Meest voor bui en vlaag geborgen;
Meer, ja meer dan moedermin,
Meer dan vaderlijke zorgen
Had Zijn liefde voor u in.
Wis de traan dan uit het oog
't Biddend harte dan omhoog,
Als ons leed en smart omringen!
Ja, vertrouwen wij ons lot,
Bij des levens wisselingen,
Broeders, steeds…
Dierbre vader! met een bloedend harte
Ging ik u geleiden naar het graf,
En de traan der kinderlijke smarte
Gleed mij telkens van de wangen af;
't Viel mij bang, toen ik de kist zag zinken,
Die uw stoflijk overschot bewaart,
En de doffe nagalm hoorde klinken
Van de daarop neergeworpen aard'.
Nimmer, dacht ik, ziet mijn oog hem weder…