en nog steeds
begreep ik niet
wat zij bedoelde
zoals zij
het water keerde
liep de zee recht omhoog
vielen torens
deinden paarse stranden
keerde zij
het binnenste naar buiten
aan een koord
trok zij hun oevers
om mij heen
en opeens
was daar die bron
het allerdiepste vinden
heel even
maar zo eenvoudig
glinsterend
in mijn eigen…
als jij er weer bent
en voeten dansen
in witte aarde
dunner dan de wind
word ik als water
omspoel ik jou
in tedere verwarring
tintelend
tot de palm
van jouw hart…
het is
als een schreeuw
het nooit ontwaken
ik ben verdwaald
dichte huizen drijven
achter luiken groeit het water
en jij in de verte
doet ons zwijgen
ons geloven
dat wij voor altijd
overwoekerd door de zee…
het eiland drijft
door mijn venster
wiegt de zee
koperen lijven
geuren bloemen
hoog
de stad
in oude steen
leven doorgloeit
de straten
haar adem gonst
verlangen drijft
door mijn venster
wiegt de zee…
opdoemend
uit naamloos water
roep ik jou
als een kind
dat niet kan spreken
langzaam
vervaag ik
een golfslag
vindt mijn hand
tilt mij
over bergen
in vormeloos wit
begint
de aarde
opnieuw
opnieuw
valt de regen
verwaait het zonlicht
hoor ik jouw hart
drink ik de beker
opnieuw
proef ik jouw liefde
waarmee jij geen raad weet…
stil en klein
sta jij
daar,
tussen boeken
zwijgend
achter
open glas
je hand ritselt
strooit
geschreven klanken
ik lees je
woord
voor woord
tot
een lied
van herkenning
begint
te ontwaken
zichtbaar,
hunkerend
zonder geluid…