Woningnood
Er wordt gebeld en ik doe open. Op de stoep
staat een krachtige mijnheer. 'Hallo hier
ben ik weer. De man met de hamer. Rechtstreeks
van de Kop van Jut hierheen gekomen voor het slopen
van uw woonst.' Hij stapt keurend rond zich
kijkend binnen. 'Neen maar, voor zover ik mij
herinner woont u hier toch wel het schoonst.'
Dan, een hamertje tevoorschijn halend: Zal ik
met deze kamer maar beginnen?' Hij klopt
de spiegels en het porcelein aan scherven,
trapt de kasten in elkaar en kwakt rottend
fruit tegen de muur. In heel het huis gaat hij,
van zolder tot de schuur, als een bezetene
tekeer. Ik laat hem maar begaan, het is zo'n
eenzame mijnheer. Ik trek het mij niet aan.
In de gang heb ik, op alles voorbereid nog
steeds mijn oude koffer staan. Mij zien ze hier
niet meer, het is de hoogste tijd: linnen vliegt
naar buiten langs kapotte ruiten, een steen valt
suizend langs mijn kop. Adieu, ik stap maar weer
eens op. Ciao, au
revoir. Groetjes
van de bochelaar.
--------------------------
uit: 'In de piste', 1984.
Inzender: KB, 9 januari 2019
Geplaatst in de categorie: verhuizen