inloggen

Gedichten

gedicht (nr. 361):

In de trein

Wij rijden met de trein naar 't Zuiden.
De peppels vallen van ons weg,
De molens en de meidoornheg,
Die langs de spoorbaan is gelegen.

En na een nacht van weinig slapen
Snelt glanzende de eerste rij
Cypressen aan ons oog voorbij,
Gelijk een groep marathonlopers.

Wijnbergen, ceders en ravijnen,
Gedoopt in het zacht avondrood,
Vallen ons zo maar in de schoot
Door de geopende portieren.

De trein snijdt de meloen der wereld
Met 't lemmet van zijn vaart uiteen;
En blinkend vallen, één voor één,
Arcadië, uw schijven open.

Schrijver: Bertus Aafjes
Inzender: Nelleke, 21 november 2003


Geplaatst in de categorie: reizen

3.0 met 18 stemmen aantal keer bekeken 14.201

Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Louise
Datum:
4 juni 2020
Enigszins gedateerd. En wat gebeurt er tussen de ‘nacht van weinig slapen’ en het ‘zacht avondrood‘? Bovendien gevaarlijk reizen bij die snelheid met ‘geopende portieren’.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)