Kindertijd
Waarom ben jij niet blijven steken
in mijn broertjes bruine knuffelhaar
of in de donzen warmte van mijn deken?
Waarom wilde jij niet slapengaan
achter het gordijn of in de maan?
Weet je in haar witsatijnen huid
luisterend naar feeëriek en lieflijk slaapgeluid
kon je liggen, veilig opgeborgen,
Maar je vluchtte.
De avond ruikt niet meer
naar kinderspelen en muziek,
enkel naar melancholiek
en de angst voor morgen.
Vroeger lieten wij nog onder ’t deken
onze knuffeldieren spreken,
konden wij nog van het laken
hun kasteel, hun huisje maken
of hun wijde, witte wereldzee.
Daarna nam een kinderlijke vrede,
ons wanneer we rustig sliepen
in haar vele dromen mee.
Nu slaapt alleen nog maar
mijn tweelingbroedergeest
in de kamer van de kinderen
die wij ooit zijn geweest.
Geplaatst in de categorie: kinderen