Poging tot een sonnet
Wat is het toch dat ik zo graag wil dichten
terwijl ik echte poëzie niet lezen kan;
de woorden vormen dan meer ‘n cryptogram
waar ik mijn aandacht op moet richten.
“Jonge sla” van Kopland kan ik nog vatten,
van Ingmar Heytze begrijp ik af en toe een stuk,
als ik van Campert iets kan lezen heb ik geluk,
maar bij de meesten denk ik: , “verdomd, weer natte watten”
Wanneer komen de poëten uit hun ivoren toren
en hanteren ze voor ieder begrijpelijke taal
of zou dat hun imago te zeer verstoren?
wellicht is het in de grond toch eigenlijk een ander verhaal;
gewoon als dubbeltje geboren
en geen kwartje geworden, zo werkt dat nu eenmaal.
Geplaatst in de categorie: snelsonnet