inloggen
voeg je netgedicht toe

Netgedichten

netgedicht (nr. 3.634):

Gedrocht

Die zomer was het niet de zon die schroeide
Ik pelde het hemd van mijn schouders
Als een smeltend vlies

Een gedrocht boog over de modderpoel
Waar een hert haar keel smeerde
En wij baadden tegen de jeuk.

In een breed lichtvlak
Langs schimmige dreven
Als uitlopers van een web die de stad
Aan de dorpen knoopte

Langs populieren holden wij
Ontsnapte dwazen
Hij hijgde dreigend tegen mijn rug

De aardkorst gaapte stomverveeld
En door haar kratermonden siste de stoom
Of was het de razernij van de belager?

Hij zwiepte een gepantserde staart tegen de stroomdraden.
Maar de schok scheen hem slechts te harden.
Zijn muil droop hoog boven de smog
Van gestremd verkeer
Geschubde vleugels klapten open.
De stad en haar wijde, uitdijende ring was een speeltuin.

Hij liet zijn keel smeulen.
Sintels dwarrelden op beton.
Brandweerslangen spogen rillend naar zijn logge poten.

Te laat.

Hij slorpte met zijn krultong een kind op.
Dat verdwaald en blind
Om mama bleirde in paarse ademnood.

Het zuur knaagde aan onze kuiten.
En hij knaagde aan de voorsprong met reuzetred.

Op de rand van de uitputting
Doken we een schuilkelder binnen
Tot een verlamd waken veroordeeld.

Schrijver: Wimper, 5 december 2003


Geplaatst in de categorie: rampen

3.0 met 10 stemmen aantal keer bekeken 1.236

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)